Het Openbaar Ministerie besteedt speciale aandacht aan jeugdcriminaliteit Om de criminaliteit onder kinderen en jongeren te voorkomen en beperken, is er een opvoedkundige/pedagogische aanpak vereist. Dit kan betekenen dat er strafrechtelijk wordt opgetreden, maar vanwege de ingrijpende aard hiervan heeft het Openbaar Ministerie de extra taak om het jeugdstrafrecht zo effectief en evenwichtig mogelijk toe te passen.
Voor jeugdigen is er een apart strafstelsel, waarbij op zoveel mogelijk manieren wordt geprobeerd gericht om het gedrag van de jeugdige positief te beïnvloeden. De (jeugd)officier van justitie zal steeds een afweging maken tussen de aard en ernst van het feit, recidive (herhaling) en omstandigheden van de jeugdige.
Bij de herziening van het Wetboek van Strafrecht in 2015 (S.B. 2015 no. 44) is het sanctiestelsel voor jeugdigen geheel herzien en uitgebreid (artikel 105 Sr. e.v.). Verder zijn er ook aparte strafproceswaarborgen in het wetboek van strafvordering (art. 403 Sv e.v.) opgenomen.
Het jeugdstrafrecht geldt voor jeugdigen die een strafbaar feit hebben gepleegd toen zij tussen 12 en 17 jaar oud waren. Kinderen onder 12 jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd.
Het Wetboek van Strafrecht maakt het mogelijk om via een alternatieve aanpak te voorkomen
om te voorkomen dat jonge plegers van een minder ernstig strafbaar feit een strafblad krijgen. Alleen wanneer het niet anders kan, zal tegen een jongere een gevangenisstraf worden geëist.
Op 16 juli 2021 werden de PG-richtlijnen in het kader van de alternatieve afdoening jeugd afgekondigd. Voormelde richtlijnen bevatten de algemene aanwijzingen omtrent de wijze van afdoening van strafbare feiten m.b.t. jeugdigen conform het Hulpofficiersmodel. De alternatieve afdoening van strafzaken biedt het Openbaar Ministerie nog een mogelijkheid om de jeugdige een aanpak op maat aan te bieden om zo effectief mogelijk de ontwikkeling van de jeugdige positief te beïnvloeden en de kans op herhaling te verkleinen.